Vrijdag is de favoriete schooldag van mijn zoon. Niet zozeer omdat het weekeinde in de buurt is, maar omdat hij die dag geen schooluniform aan hoeft. Omdat op deze dag gymnastiek, kortweg PE (physical education), op het lesprogramma staat, volstaat het sporttenue van de school. Op alle andere dagen dient hij met zwarte schoenen, donkere sokken, een grijze broek, een wit overhemd, een marineblauwe trui en een blazer met dezelfde kleur aan de poorten van Leigh Academy te verschijnen. En de stropdas niet te vergeten.
Sterker, de eerste les op de middelbare school ging op aan het leren strikken van de stropdas. ‘En vergeet niet het bovenste knoopje van jullie blouse dicht te doen’, was het dringende advies van de housemaster, zoals de mentor hier wordt genoemd. De school bestaat immers uit drie ‘huizen’. Wie in welk huis zit, is af te lezen aan de overheersende kleur van de das. Die van mijn zoon is turquoise, de kleur van Sancho. Vernoemd naar de eerste zwarte man die in Engeland mocht stemmen, de 18de-eeuwse schrijver Ignatius Sancho.
Vrijwel alle scholen in de buurt hebben een uniformplicht, waardoor de scholierenspits een palet van kleuren is, al dan niet met ruitjesmotieven. Alleen het aanschaffen van een uniform tijdens de zomermaanden is hectisch, lange rijen bij de speciale winkels, maar voor de rest van het jaar is er ’s ochtends geen modedebat. Mijn zoon is eraan gewend, zozeer zelfs dat hij op een tropische dag tijdens de pauze zijn blazer aanhield. Op mijn vraag waarom hij hem niet even had uitgedaan, kwam het antwoord. ‘Pappie, that is disrespectful.’
Voor scholen is het een kwestie van trots en discipline. Van leerlingen wordt verwacht dat ze de naam van de school ook in het openbaar hooghouden. Bij wangedrag van kinderen zullen burgers niet schromen het hoofd van de desbetreffende school aan te spreken. Tussen de scholen bestaan er subtiele verschillen. Sommige openbare scholen hebben bijvoorbeeld geen stropdasplicht, terwijl sommige privéscholen zich onderscheiden door meisjes rieten hoedjes te laten dragen, en jongens nette petten. Kleren maken het kind.
Soms klinkt er kritiek, zoals naar aanleiding van een rapport van The Children’s Society waarin gewag werd gemaakt van de financiële problemen die een schooluniform teweeg kan brengen voor lage inkomens. Dat is ironisch, want ze waren juist ingevoerd om kosten te drukken, maar dat was in een tijd ver voor de goedkope kleding bij de Primark. Tevens vinden tegenstanders dat kinderen vrijheid van kledingkeuze moeten hebben, maar ervaring in andere landen laat zien dat ook vrijwilligheid vanzelf leidt tot uniformiteit.
In het Britse geval wordt een schooluniform bovendien gezien als een goede voorbereiding op het werkzame leven. Aan het dragen van formele kleding hechten werkgevers en organisaties meer waarde dan elders, zeker dan Nederland. Tijdens de lockdown lijkt er echter iets te zijn veranderd. Thuiswerkers dragen wat lekker zit, en zelfs mensen die wel naar kantoor gaan, doen dat in slonzige kledij die spottend is omschreven als bin chic. Geen wonder dat stomerijen klagen over het gebrek aan klandizie en zelfs ten onder dreigen te gaan.
In het onderwijs heeft de lockdown een sluimerend onderscheid blootgelegd. Terwijl miljoenen leerlingen van staatsscholen een beetje hebben moeten aanrommelen met per mail verstuurde opdrachten, organiseerden privéscholen Zoom-lessen waarbij leerlingen geacht werden om thuis, in uniform, voor de laptop te zitten. Het driedelig pak mag het dan moeilijk hebben, het schooluniform heeft de coronacrisis met glans overleefd, iets waar de ouders en docenten over het algemeen gelukkiger mee zijn dan de kinderen.