nl en fr

Schuif je eigen ongemak niet af op de ander

Filosofisch Elftal uit Trouw.nl
24 juni 2021
Sommige scholen houden er kledingvoorschriften op na. Is dat een goed idee, of is het een verkeerde beperking van vrijheid? Of is een schooluniform een goed idee?

u de temperaturen stijgen, herinneren verschillende scholen de meisjes aan kledingvoorschriften’, stond maandag in deze krant. Scholen in Amersfoort, Roermond en Zwolle bestempelen naveltruitjes, hotpants en andere zomerse kledingstukken als ‘uitdagend’. Een van de directeuren stelt in het artikel dat broeken en rokjes een lengte moeten hebben waarover geen ongepaste opmerkingen gemaakt kunnen worden. Een ander stelt: ‘Jouw kleding kan een ander in verlegenheid brengen en dat geeft ongemak. In sommige gevallen zou het ook kunnen raken aan vormen van veiligheid.’

Feministische filosofen wijzen al decennia op het belang van vrije keuzes, onder andere met betrekking tot het eigen lichaam. Zo betoogde Simone de Beauvoir dat genderconstructies cruciaal verband houden met culturele noties van vrijheid. Wat betekent het voor de vrijheid van vrouwen om dergelijke kledingvoorschriften op te leggen? En valt het überhaupt te rechtvaardigen om leerlingen kledingvoorschriften voor te schrijven?

“Meisjes moeten uiteraard dezelfde vrijheden krijgen als jongens”, zegt filosoof en columnist Tinneke Beeckman. “Meisjes krijgen nu kledingrestricties opgelegd en jongens niet, omdat het lichaam van de meisjes wordt geseksualiseerd. Dat is ontoelaatbaar. Een belangrijk principe in onze hedendaagse maatschappij is dat iedereen verantwoordelijk is voor zichzelf, dus ook voor de eigen gevoelens en hoe je daarmee omgaat. Kleding is een van de vele facetten waarbij mensen die verantwoordelijkheid moeten nemen: als iemands kleding jou een ongemakkelijk gevoel geeft, mag je dat ongemak niet afschuiven op de ander. We hebben de vrijheid om te dragen wat we willen, en die vrijheid is altijd goed, ook als die zorgt voor botsingen. Van die botsingen kun je een leermoment maken. Dus als de zomerse kleding van meisjes tot ongepaste opmerkingen of geroddel leidt, is dat juist een goed moment om het met leerlingen over die eigen verantwoordelijkheid te hebben.”

“Het werk van de Australische filosofe Kate Manne over misogynie kan ons ook helpen om deze casus te analyseren”, reageert Ingrid Robeyns, hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht. “In haar boek Down Girl betoogt Manne dat misogynie niet begrepen moeten worden als vrouwenhaat, maar als de maatschappelijke regels die vrouwen op hun ondergeschikte plek houden. Door via kledingvoorschriften duidelijk te maken dat meiden verantwoordelijk zijn voor hoe mannen op hen reageren, versterken deze kledingvoorschriften de misogyne norm dat het voorkomen van ongewenst gedrag bij vrouwen ligt. Wat scholen daarentegen zouden moeten doen, is inderdaad helder maken dat iedereen verantwoordelijk is voor het eigen gedrag, en dat seksueel overschrijdend gedrag nooit kan, en zeker niet afgeschoven moet worden op vrouwen die het zelf over zich afgeroepen zouden hebben. Manne maakt duidelijk dat er heel veel van dit soort misogyne structuren en regels in onze samenleving zijn, en het lijkt er sterk op dat kledingvoorschriften die alleen voor meiden gelden daar een voorbeeld van zijn.”

Beeckman: “Als kledingvoorschriften voor iedereen gelden, vind ik het een ander verhaal. Je kunt best regels opleggen over hoe leerlingen zich dienen te kleden. Dat lijkt tegenstrijdig met het idee van vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. In deze tijd wordt vrijheid namelijk vaak gelijkgesteld aan uiterlijke zelfexpressie. Maar die opvatting lijkt me heel beperkt, en ze kan ook ontsporen. Het idee leeft dat individualiteit wordt uitgedrukt middels zelfexpressie en consumptie. Je bent wat je draagt, koopt, consumeert. Ik kan me voorstellen dat een school ingrijpt door te zeggen: vrijheid is voor ons niet waarin je rondloopt, maar het verwezenlijken van je talenten. Wie je bent, is ook wat je doet. Scholen moeten ook de ruimte hebben voor dergelijke vorming. Vanuit die overtuiging kunnen ze bijvoorbeeld opzichtige merkkleding verbieden.”

Robeyns: “Ik ben ook niet per se tegen kledingvoorschriften, maar dan vanuit het idee van sociale gelijkheid. Op een school met een gemengde populatie kan bijvoorbeeld merkkleding een statussymbool worden, waardoor sociale conflicten ontstaan. Dan valt het te rechtvaardigen dat een school zegt: we willen onze leerlingen beschermen tegen sociale uitsluiting, dus we verbieden overdreven dure merkkledij. Maar bij dergelijke dresscodes is het altijd van belang dat ze voor iedereen gelden en gericht zijn op het welzijn van de kinderen.”

Beeckman: “Voor mij gaat het er meer om kinderen mee te geven dat je je identiteit niet ontleent aan je consumptie. Natuurlijk zijn jongeren op zoek naar wie ze zijn, waarbij het uiterlijk een rol speelt. Maar het is belangrijk om paal en perk te stellen aan een te nauwe associatie tussen wie je bent en hoe je eruitziet. Ik word zelf daarom steeds meer voorstander van een schooluniform. Daarmee verleg je de behoefte om een identiteit te zoeken van de consumptie naar de handeling.”

Robeyns: “Maar schooluniformen benadrukken ook de verschillen tussen jongens en meiden, omdat de meiden rokjes aan moeten. Dan krijg je hetzelfde probleem als bij kledingvoorschriften die alleen voor vrouwen gelden: leerlingen worden gestimuleerd om bestaande opvattingen over mannen en vrouwen te internaliseren, waardoor genderconstructies in stand worden gehouden.”

Beeckman: “Je mag natuurlijk coulant zijn in termen van comfort en pluraliteit; maak ook een variant met een broek voor meisjes. Het gaat mij erom dat uniformering van kleding een manier kan zijn om te zeggen: we begrijpen dat je de vrijheid wilt hebben om uit te drukken wie je bent en een stem wilt hebben, maar dat is iets anders dan in je verschijning van anderen te verschillen. Het gaat erom hoe je je gedraagt.”

Robeyns: “Toch denk ik bij vrijheid ook aan het schadebeginsel, dat in de negentiende eeuw geformuleerd werd door filosoof John Stuart Mill: de opvatting dat iemands vrijheid alleen beperkt mag worden voor zover dat nodig is om te verhinderen dat hij anderen schaadt. En meiden schaden niemand met een naveltruitje en een korte broek.”
Url
www.trouw.nl
© 2024 HERBERT AGENCY Pontstraat 70 B-9831 Deurle GSM +32 (0)477 52 10 01 bernard.herbert@gmail.com